Toen hij drie jaar terug in de buurt kwam wonen, viel het Ruud meteen op: recht voor de deur, waar hij een parkeerplaats verwachtte, was een stukje stoep. Zijn eerste gedachte: wat zou het leuk zijn als daar een picknicktafel zou staan. Dus toen de gemeente begin 2022 een oproep plaatste wie in de Bomenbuurt een minipark ter grootte van één parkeerplaats zou willen, reageerde Ruud positief. Net als een buurvrouw, bleek later. En een paar maanden later, in juli, stond het bij Ruud voor de deur.
Je kunt een boel functies kwijt op de plek van één parkeerplaats. Het minipark, in feite een groot straatmeubel, had een bankje, een schaaktafel, plantenbakken rondom en een opbergkist voor spelletjes en stoepkrijt. Graag hadden de bewoners ook een schommel gezien, maar die sneuvelde in de planfase.
Meer contact
Duidelijk was dat het om een proef zou gaan. Na vier maanden werd het minipark weer weggehaald en inmiddels staan er gewoon weer auto’s. ‘Het werkt deels’, heeft Ruud geleerd. ‘Ik zat er vaak koffie te drinken terwijl de kinderen speelden en op die manier heb ik meer contact gekregen met mijn buren en ze beter leren kennen, terwijl ik anders alleen maar hallo tegen ze zou zeggen. Maar wat je toch ziet als je zo’n parkje voor de deur hebt, is dat mensen denken: dat is van hen, het hoort bij hun huis. Daar moet je eigenlijk vanaf. Doordat de bank naar de gevel was gericht, keek je naar binnen. Het steekt dus heel nauw hoe je het neerzet.’
Pergola
Als er in de toekomst nog eens een minipark in de buurt komt, kan er misschien ook een pergola boven de bank, denkt Ruud. ‘Dat is toch wat sfeervoller, dan vergeet je bijna dat je direct naast de straat zit.’ De ideale plek, filosofeert hij, zou een meter of 50 verderop zijn, onder de boom op het minipleintje op de hoek van de Beukstraat en de Elsstraat. Nu staan daar alleen maar fietsen geparkeerd; functioneel zeker, maar leuk is anders. Misschien iets voor over een paar jaar, als de herinrichting van de buurt op de agenda staat. Of anders over 15 jaar, ‘dan hebben een heleboel mensen zelf geen auto meer’.